Kinderen die (tijdelijk) niet thuis kunnen wonen, verdienen een plek waar ze zich veilig, geliefd en écht thuis voelen. Uit recent onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG) met steun van Het Vergeten Kind blijkt dat kleinschalige woonvoorzieningen hierin duidelijk beter scoren dan traditionele instellingen.
Het onderzoek richt zich op het leefklimaat binnen verschillende woonvormen. Aan het onderzoek deden zeven verschillende voorzieningen mee: twee traditionele vormen (verblijf acht tot tien jeugdigen, gevestigd op instellingsterreinen en zorg gericht op zo kort mogelijk) en drie kleinschalige vormen (verblijf vier tot acht jeugdigen, staan in een reguliere woonwijk en bieden langdurige hulp aan) en twee gezinshuizen. Er werden 41 kinderen (8-20 jaar) gevolgd gedurende een periode van 18 maanden en er zijn 14 ouders en 35 hulpverleners geïnterviewd.
De uitkomsten laten zien dat kleinschalige voorzieningen en gezinshuizen aanzienlijk beter aansluiten bij de behoeften van kinderen. Ze voelen zich er meer gezien, bouwen sterkere banden op met hulpverleners en ervaren vaker een gevoel van thuis. Bovendien blijven ze er langer wonen, wat bijdraagt aan de stabiliteit waardoor kinderen zich kunnen ontwikkelen.
Meer dan alleen minder kinderen per huis
Het succes van kleinschaligheid zit niet alleen in het aantal kinderen maar in de kwaliteit van hun leefomgeving, zo concludeert het onderzoek. Dat vraagt om een andere inrichting van de residentiële jeugdzorg, gebaseerd op nabijheid, stabiliteit en persoonlijke aandacht. Professionals spelen daarin een cruciale rol. Door zich vanaf de start van de hulp te verdiepen in wat een kind een gevoel van thuis geeft, kunnen zij echt verschil maken.
Ook ouderbetrokkenheid blijkt cruciaal. Hulpverleners moeten ouders zoveel mogelijk betrekken bij het dagelijks leven van hun kind. Daarnaast is het belangrijk dat kinderen zoveel mogelijk in de buurt van hun vertrouwde sociale netwerk worden geplaatst, zodat school, vriendschappen en vrijetijdsbesteding door kunnen blijven lopen. Deelname aan het gewone leven, óók buiten de voorziening, is essentieel voor hun ontwikkeling.
Beweging
De richting naar beter is ingezet: de Hervormingsagenda Jeugd (2023–2028) pleit voor meer woonvoorzieningen in een open, zo thuis mogelijke, kleinschalige vorm. Inspirerende voorbeelden laten zien dat het wél kan. Zoals het Heppie (t)Huis (initiatief van Het Vergeten Kind en onderdeel van het onderzoek): een (t)huis waar acht kinderen wonen die tijdelijk niet thuis kunnen zijn. Ze worden dagelijks begeleid door een vast, betrokken team dat werkt vanuit nabijheid en vertrouwen. Hier draait alles om stabiliteit, continuïteit en aandacht.
Toch blijven kleinschalige woonvoorzieningen schaars. Waarom?
Uit onderzoek van Het Vergeten Kind en Stichting Beroepseer blijkt dat hardnekkige systeemproblemen in de residentiële jeugdzorg de omslag naar kleinschaligheid in de weg staan. Denk aan tijdelijke financiering, versnipperde verantwoordelijkheden, hoge werkdruk en te weinig inspraak voor kinderen en ouders. Deze knelpunten maken het lastig om de residentiële jeugdzorg fundamenteel anders in te richten.
Dat raakt direct aan de afbouw van JeugdzorgPlus. Want gesloten jeugdzorg verantwoord afbouwen gaat hand in hand met het opbouwen van kleinschalige, aandachtsvolle alternatieven. Plekken waar vaste hulpverleners de tijd krijgen om vanuit de relatie kinderen bij te staan. Dáár ontstaat vertrouwen en veiligheid, waardoor je repressie voorkomt.
Het gebrek aan deze kleinschalige, aandachtsvolle plekken is des te opvallender, omdat het draagvlak voor verandering breed is: van hulpverleners en ouders tot bestuurders en beleidsmakers.