Driekwart van de kinderen in de residentiële jeugdzorg verhuist gemiddeld vier keer binnen de jeugdzorg. Een derde van hen hoorde dat pas één dag voor vertrek. Doorverhuizingen hebben grote impact op het welzijn én toekomstperspectief van kinderen. Dit blijkt uit ons onderzoek onder 118 kinderen (7-21 jaar) in de residentiële jeugdzorg. Het onderzoek wordt onder de aandacht gebracht in de laatste aflevering van het EO-programma ‘Jojanneke en de jeugdzorgtapes’ op 12 mei, NPO 3.
Kinderen met problemen thuis hebben stabiliteit nodig. Zeker als de problemen zo erg zijn dat ze uit huis worden geplaatst. Na een uithuisplaatsing komen kinderen vaak in een hulpverleningscarrousel van continu doorverhuizen terecht. Ons onderzoek wijst uit dat 75% van de 118 ondervraagde kinderen gemiddeld vier keer doorverhuist. Met alle gevolgen van dien.
Toekomstperspectief vervaagt
Maar liefst 42% van de kinderen weet niet waar ze over één jaar wonen. Daarbij heeft 47% nog een verhuizing binnen één jaar tijd voor de boeg.
Zolang kinderen blijven doorverhuizen en geen stabiele plek hebben, kunnen zij niet met vertrouwen naar hun toekomst kijken. Het houdt hen tegen om op hun huidige plek een ‘normaal’ leven op te bouwen: te starten met een opleiding, zich aan te melden bij een (sport)vereniging of om een bijbaan in de buurt te nemen. Het leven van deze kinderen staat letterlijk in een pauzestand. “Ik weet überhaupt niet waar ik volgende week woon. Ik vind het fijn om vooruit te kunnen kijken. Dat gaat nu niet”, vertelt Sam (18 jaar, drie keer doorverhuisd).
Welzijn kinderen verslechtert
Verhuizingen komen vaak plotseling en zorgen voor onrust. Zo’n 63% van de doorverhuisde kinderen wist één week, of zelfs pas één dag van tevoren, dat ze moesten verhuizen. Veel kinderen vinden het lastig om te wennen en zich aan te passen aan de werkwijze en regels op de nieuwe plek.
Door het doorverhuizen worden de (psychische en gedrags-)problemen van kinderen erger. Sterker nog, het heeft een negatief effect op hun welzijn. Kinderen zijn bang, hebben paniekaanvallen of worden sneller boos of agressief. Sommige kinderen worden onzeker van het doorverhuizen en vinden het lastig om mensen te vertrouwen. “Ik voelde me alleen en in de steek gelaten”, vertelt Dounia (19 jaar, zeven keer doorverhuisd). Andere kinderen wennen, schrijnend genoeg, aan de doorverhuizingen.
Wat moet er anders?
Het alsmaar doorverhuizen van kinderen is onacceptabel, vindt onze directeur Margot Ende- van den Broek. ”Als we het in één keer goed doen, hebben kinderen daar hun hele leven profijt van.” Sommige initiatieven slagen erin om doorverhuizingen te voorkomen door de juiste zorg te organiseren op de plek waar het kind woont. “Helaas zijn er nog te weinig kinderen die hier wat van merken.”
Het Vergeten Kind pleit ervoor om doorverhuizingen landelijk te monitoren. Pas als inzichtelijk wordt gemaakt hoe groot het probleem is, waar het goed gaat en waar niet, kan er gericht gewerkt worden aan verbetering. Daarnaast pleiten we ervoor dat gemeenten een vast bedrag betalen voor residentiële zorg, in plaats van per beslapen bed. Op deze manier is zorg altijd beschikbaar. En voor het scheiden van wonen en behandelen zodat een woonplek blijvend is. Ongeacht het behandeltraject van een kind. Tot slot moet woonzorg niet gekoppeld worden aan leeftijd en ontwikkelingsfase. Organiseer het zoals in het ‘gewone’ leven waarin kinderen groeien naar zelfstandigheidheid als onderdeel van het opvoeden.