“Ik begon te experimenteren met negatief gedrag, alles om gezien te worden.”
De 19-jarige Lieke leeft in een beschermde woongroep. Ze heeft een turbulente periode achter de rug. Na een gedwongen opname in de GGZ jeugdpsychiatrie belandde ze in gesloten jeugdzorg. Daar heeft ze vooral negatieve aandacht ervaren. “Ik werd alleen gezien als het niet goed met me ging. Als er meer tijd was genomen om mij te leren kennen, had het heel anders kunnen lopen.”
Aandacht betekent voor Lieke interesse tonen en de tijd nemen voor elk kind. Zelf heeft ze dit helaas anders ervaren. In de gesloten jeugdzorg voelde Lieke zich alleen. Zonder uitleg werden haar vrijheden ingeperkt. Ze had geen eigen kleding, geen persoonlijke spullen en stond constant onder cameratoezicht. “Toen ik binnenkwam was ik meteen alleen, de begeleiders waren weg en ik zat op een bankje mijn tijd uit te zitten. Het had me geholpen als er iemand vijf minuten naar me toe was gekomen om uit te leggen wat er aan de hand was. Maar dat gebeurde niet.”
Brieven
De stappen die Lieke in de GGZ had gezet, leken in de gesloten jeugdzorg voor niks geweest. Ze begon te experimenteren met negatief gedrag, alles om gezien te worden. “Ik verviel volledig in suïcidale gedachten en stemmen, maar daarmee kon ik bij niemand terecht. Daarom begon ik brieven te schrijven. Helaas kwamen ook die niet aan. Het aangeven van je gevoel is lastig, maar dat er dan ook nog niet naar geluisterd wordt, maakt het nog moeilijker. Het zou zoveel beter zijn als iedereen gezien wordt, ongeacht of het goed of slecht met je gaat.”
Onbegrip
Hulpverleners konden Lieke niet altijd bieden wat ze nodig had. Wanneer situaties complex worden voor hulpverleners, lijkt het alsof ze niet goed weten hoe ze daarmee om moeten gaan, zegt Lieke. “Een huisgenoot had het moeilijk en werd tijdelijk weggestuurd. Dit riep bij mij een gevoel van onbegrip op. Als iemand het moeilijk heeft, moet je juist dichtbij staan en hulp bieden.”
Beschadigd
Lieke is door haar negatieve ervaringen bang geworden om naar nieuwe plaatsen en groepen te gaan. “Ik hoop dat niemand ooit deze eenzaamheid hoeft te ervaren. Als er nu een nieuw meisje bij ons op de groep komt wonen, doe ik er alles aan om haar op het gemak te stellen. Ik zie mezelf daar nog zitten, huilend op een bankje, helemaal alleen.” De oplossing ligt volgens Lieke in meer tijd voor hulpverleners om anders te werk te gaan. “Misschien zijn er al hulpverleners die dat doen, maar ik heb ze nog niet ontmoet.”